Iedereen ontwikkelt zich door ervaring. Alleen dat stelt je in staat om mee te bewegen met de arbeidsmarkt, die in rap tempo verandert. Waar vroeger automatisch werd gedacht aan onderwijs als dé manier om dit mogelijk te maken, wordt steeds meer de waarde ingezien van ervaringsleren. Een portfolio helpt om de competenties die je hebt verworven middels dit ervaringsgerichte leren zichtbaar maken. In een artikel in Examens (februari 2021) vragen Klaas Hoeksema (directeur EVC Centrum Vigor) en Erik Kaemingk (onafhankelijk adviseur leven-lang-leren en EVC en directeur Bureau2Go) zich af welke validerende waarde portfolio’s kunnen bieden om competentieontwikkeling te borgen en deelbaar te maken.

Hoeksema en Kaemingk onderscheiden drie niveaus van bekwaamheid op de arbeidsmarkt: startbekwaam, vakbekwaam en vakvolwassen. Startbekwaam word je door het diploma aan het eind van een opleidingstraject. Vakbekwaam en vakvolwassen word je door te leren in de beroepspraktijk. Die competentieontwikkeling in de beroepspraktijk wordt door een CV maar heel beperkt zichtbaar. En dat is zonde want er is door goed gebruik te maken van een portfolio veel meer mogelijk. Maar waar moet zo’n portfolio dan aan voldoen?

Externe validering

Portfolio’s kunnen volgens beide mannen niet over één kam worden geschoren als het gaat om hun validerende waarde. Er zijn immers verschillende soorten portfolio’s: van weinig externe validering (zelfevaluaties) tot zeer sterke externe validering door experts (sterke relatie met extern geaccepteerde standaarden en geborgde bewijsvoering). Deze externe validering maakt veelal geen onderdeel uit van de gangbare huidige portfolio’s. Vaak worden portfolio’s gevuld met bewijsmateriaal, al dan niet gerelateerd aan beroeps- of opleidingstandaard, maar de validering ervan blijft achterwege. Die zou er wel degelijk moeten zijn. Een voorbeeld waarbij van externe validering sprake is, is bijvoorbeeld een duiklogboek of bij het aftekenen van voorbehouden handelingen door een expert in de zorg of techniek.

Horizontale én verticale groei

In de visie van Hoeksema en Kaemingk zouden portfolio’s daarnaast ruimte moeten bieden voor validering van zowel horizontale als verticale groei, daarmee doelen zij op de ontwikkeling van respectievelijk het beroepsoverstijgend competentieniveau en de vakbekwaamheid (de laatste getoetst aan beroeps- of opleidingstandaarden). Alleen dan ondersteunt het portfolio iedere vorm van leven lang ontwikkelen.

Ontwikkeling zichtbaar maken

Om mensen te kwalificeren op basis van ervaring, wordt nu meestal gekozen voor een eenmalige of periodieke vaststelling van bekwaamheid middels een EVC-procedure. Door altijd een portfolio bij te houden, blijf je je bewust van je competentieontwikkeling en blijft die ontwikkeling transparant. En dat is uiteindelijk toch de essentie van leven lang ontwikkelen in een dynamische werkomgeving.

Integraal groeiportfolio

In het artikel wordt er dan ook voor gepleit om te komen tot een ‘integraal groeiportfolio’, dat twee belangrijke elementen bevat:

  • Mensen kunnen aan de hand van de beroeps- of opleidingstandaard hun eigen groei in kaart brengen en voor bewijsvoering laten onderbouwen met referenties van vakbekwame en vakvolwassen beroepsgenoten.
  • Het portfolio is kwalificerend omdat de vakbekwaamheid of vakvolwassenheid is aangetoond via geautoriseerde personen of een onafhankelijke beoordeling.

Advies aan iedereen is dus om unieke werk- en levenservaringen zoveel mogelijk te documenteren, liefst voorzien van autorisatie en waar mogelijk te koppelen aan een kwalificatie die je in de toekomst wil bereiken, zodat je ontwikkeling op ieder gewenst moment geborgd kan worden.