Hilda Wessels is vaktechnisch assessor voor EVC Centrum Vigor. Zij doet onderzoek bij professionals in de jeugd- en gezinszorg die een (her)registratie nodig hebben bij het Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ). In deze blog vertelt ze over haar ervaringen.

Bij een EVC-gesprek zijn altijd twee assessoren aanwezig. Samen met haar collega, een beroepsoverstijgende assessor, voert Hilda een gesprek met de kandidaat. Hilda: “Mijn collega kijkt naar de competenties die iemand eigenlijk in elk beroep kan gebruiken, zoals leiderschap, servicegerichtheid, communicatieve vaardigheden en resultaatgerichtheid. Daarnaast schat hij het niveau van de kandidaat in: laat iemand mbo-, hbo- of wo-niveau zien? En heeft de kandidaat potentie voor een hoger niveau?”

Veel varianten

Zelf onderzoekt Hilda als vaktechnisch assessor hoe de kandidaat zijn of haar werk doet. “Mijn kader is de beroepsstandaard van Vakbekwame hbo jeugd- en gezinsprofessional,” licht ze toe. “Binnen de jeugd- en gezinszorg zijn er veel varianten: ik zat bij de Raad voor de Kinderbescherming, bij zorgboerderijen, gezinshuizen, gesloten instellingen, open instellingen, Centra voor Jeugd en Gezin, kindercoaches. We zien grote en kleine kantoren, kinderparadijsjes op de mooiste plekken van Nederland, en warm ingerichte zolderkamers bij mensen thuis.”

In de praktijk

Hoe ziet zo’n EVC-gesprek er in de praktijk uit? Hilda: “We beginnen bij het begin. Met vragen als: Waar ben je geboren? Hoe was je gezinssituatie? Hoe zag je basisschoolperiode eruit? Welke opleidingen heb je daarna gevolgd? En welke diploma’s en certificaten heb je behaald? Zo neemt de kandidaat ons mee door zijn of haar leven. We praten over werkervaring die de kandidaat heeft opgedaan, zowel in betaalde banen als in vrijwilligerswerk. Daarbij besteden we ook volop aandacht aan voorbeelden uit de beroepspraktijk. Uit dat hele verhaal vissen mijn collega en ik allerlei informatie. We luisteren, stellen vragen en verzamelen zo de ‘data’ die we nodig hebben voor het schrijven van een EVC-rapport.”

Voorbeelden

Hilda houdt daarbij de beroepsstandaard in haar achterhoofd. “Dat is het kader waarbinnen ik het rapport schrijf,” vertelt ze. “In dat kader worden zes deskundigheidsgebieden aangegeven, waaronder bijna tachtig prestatie-indicatoren hangen. Aan mij de schone taak om aan te tonen dat de kandidaat aan die deskundigheidsgebieden en die prestatie-indicatoren voldoet. Dat betekent dat ik voorbeelden uit de praktijk nodig heb. Daarom stel ik de kandidaat tijdens het gesprek ook geregeld vragen als: Wat gebeurde er toen? Wat deed jij? En wat waren daarvan de gevolgen?”

Heel gewoon

Na het gesprek, dat vaak algauw een uur of vier in beslag neemt, is het de taak van de assessoren om het rapport te gaan schrijven. “Dat rapport noemen wij bij Vigor een trotsdocument”, vertelt Hilda, “omdat een positieve benadering voorop staat.” Vaak kijkt de kandidaat zelf anders tegen zijn eigen werk aan, weet ze uit ervaring. “Veel mensen vinden het heel gewoon wat ze doen. Of ze vinden dat een ander het beter kan. De meeste mensen in dit vak komen met regelmaat schrijnende situaties tegen. Ze moeten soms complexe afwegingen maken. Als ik dan bijvoorbeeld een gezinshuismoeder spreek, die meer dan vijf kinderen in huis heeft, in leeftijd variërend van 8 tot 19 jaar, die zonder uitzondering een traumatisch verleden hebben, al dan niet gekoppeld aan een hechtingstoornis, dan heb ik veel bewondering. Zij vindt het heel gewoon wat zij doet, al kan ze wel aangeven dat ze het als zeer zinvol werk ervaart. Als mijn collega en ik onze bewondering uitspreken, weet ze haast niet waar ze kijken moet.”

Petje af

“In een rapportage mag ik mijn waardeoordeel niet laten doorklinken,” zegt Hilda. “Ik moet met feiten bewijzen dat iemand laat zien dat hij of zij een SKJ-registratie waard is.” Toch wil ze graag benadrukken hoeveel respect ze heeft voor de kandidaten die ze spreekt. “Ik krijg er zóveel energie van als ik hun verhalen hoor. Daarom: petje af voor al die professionals in de jeugd- en gezinszorg! Ik vind het fijn om een trotsdocument voor hen te mogen schrijven, zodat zij verder kunnen gaan met hun belangrijke werk: het ondersteunen van gezinnen en kinderen.”